Tiende generatie
Jan Alles van der Sluis (1848 - 1911)


4.1.5.6
JAN ALLES, veenbaas te Nieuweroord

21-7-1848 Appelscha - 15-9-1911 Nieuweroord
x Aaltje Alles van der Sluis, Opsterland 9-7-1876
8-12-1848 Hemrik - 21-9-1906 Nieuweroord
dv Alle Jans van der Sluis en Antje Wobbes Rinsema

1. Aukje Gezina 24-4-1877 Hoogeveen
2. Anna Hermina 24-12-1879 Hoogeveen
3. Alle 14-4-1881 Hoogeveen
4. Theda Klazina 30-3-1883 Hoogeveen


Jan Alles werd net als zijn broers al jong ingewijd in de geheimen van de veenderij. In de jaren 1866-1969 werkte hij als assistent-boekhouder in de veenderij van zijn vader te Appelscha, in 1870 vertrok hij naar Nieuweroord in Drenthe om daar de dagelijkse leiding in de familieveenderij op zich te nemen. Deze was en bleef eigendom van zijn vader, zijn (dan nog toekomstige) schoonvader en diens broer Pier Jans. In tegenstelling tot zijn broers Auke en Wytze kreeg hij dus geen bezitsaandeel.
De veenderij in Nieuweroord was al voor 1855 opgericht. Een krantenbericht uit dat jaar vermeldt dat de toenmalige veenbaas van de HH Van der Sluis door koolmonoxidevergiftiging om het leven was gekomen. Jan Alles kwam dus in een al langer lopend project terecht. Vrij vlak na zijn aankomst werd door de familie 33ha besneden veen, d.w.z. voor afgraving gereedgemaakt veen, te koop aangeboden. De reden hiervoor is niet bekend. Wellicht kwam men (op advies van Jan Alles?) tot de conclusie dat aankoop van venen elders in het gebied meer kansen bood. De werkzaamheden vielen later vooral onder Westerbork, Oosterhesselen en Nieuw-Amsterdam. Het betekende dus niet het einde van de veenderij, bij de dood van Pier Jans in 1878 werd de waarde ervan getaxeerd op fl. 136.035. Deze was daarmee op dat moment de meest waardevolle van de Van der Sluis-veenderijen.
Jan Alles ontwikkelde zich tot een vervener die oog had voor de misstanden in de bedrijfstak en voor de noodzaak tot meer invloed van de arbeiders. Zo sprak hij zich in 1890 voor een Staatscommissie uit tegen de verplichte winkelnering:
V: Gij zijt dus geen voorstander van winkels van wege werkgevers of opzichters in de venen?
A: Ik ben er tegenstander van. Een jaar of drie, vier geleden had ik een nieuwen onderbaas noodig te Nieuw-Amsterdam. Toen ik hem aannam, zeide ik, dat hij geen winkel mocht hebben. Hij zeide: een enkel woordje, als het u belieft? Ik antwoordde: wat is dat? Gij hebt als conditie gesteld, sprak hij, dat ik geen winkel mag hebben, maar ik mag toch wel brood verkopen? Neen, dan passen wij elkaar niet, hernam ik: geen brood, geen winkel en geen herberg.
Bij een staking in 1890 werd een originele poging gedaan om de gemoederen te bedaren: De werkstakers werden te Noordsche Schut door de verveners Van der Sluis en Rahder toegesproken, die hun in ruil voor de roode vlaggen een Nederlandsche vlag gaven. Na een aantal werkstakingen in 1900 in de gemeente Hoogeveen nam hij mede het initiatief tot het oprichten van een Kamer van Arbeid, een overlegorgaan waarin veenbazen en veenarbeiders even sterk waren vertegenwoordigd. Jan Alles werd voorzitter. Door gemeenschappelijk overleg konden voortaan misstanden door onderlinge samensprekingen worden bestreden. Ook de arbeiders waren immers wars van werkstakingen.
Het persoonlijke bezit werd vooral opgebouwd uit de erfenissen uit de twee takken Van der Sluis. Het omvatte bezit in Drenthe en Friesland, vaak mandelig met neven van beide kanten. Het kapitaal was ook voor dit gezin groot. Bij de dood van Aaltje in 1906 werd het op fl. 183.000 bepaald, bij de dood van Jan Alles in 1811 op fl. 215.000. Naast onroerend goed, effecten en hypothecaire vorderingen bevonden zich in het bezit ook drie ijzeren tjalkschepen, met de welluidende namen Immanuel, Nieuwe Zorg en Morgenster.


Het huis te Nieuweroord


            Op de tennisbaan, rond 1900
            staand vlnr: ?, Aukje Gezina, Aaltje Alles, ?, Jan Alles, Alle Jans
            zittend vlnr: ?, Anna Piers, Anna Hermina, Theda Klazina